“Maan ik de butter en de kees?” Ik weet nog exact die eerste keer dat ik aan de keukentafel zat bij mijn schoonouders in St. Anne. “Sorry, de watte?” vroeg ik niet-begrijpend als antwoord op het verzoek van mijn schoonmoeder. “De butter en de kees”. Boter en kaas. Jawel. Grutte Pier zou er zelfs van in de war raken.
Vier jaar geleden trof ik mijn maisy van ’t Bildt. Een maisy met een Bildtse mim. Het eerste familiefeestje was mijn Bildtse vuurdoop. Een taal die ik tot die dag nog nooit had gehoord. Makkie, concludeerde ik na die eerste ontmoeting. Al in de auto op de terugweg sprak ik vloeiend Bildts. Althans, dat dácht ik. Maar mijn talent viel tegen. Mijn pogingen tot Bildts werden weggehoond door de expert. “Dou praatst as in stadsy út Luwt.”
Ieder familiefeest is tegenwoordig een snelcursus Bildts, waarbij ik mijn oren goed de kost geef. De meest prachtige woorden komen voorbij. Van strusie corden gedinen tot een bezoek aan het hússy. En van wust en wuttels tot eerpels en flais. Buiten doen de kinderen geen verstoppertje bij pake en beppe, maar skúltsyblink. En op de jarig krijgen ze een kadootsy.
Inmiddels spreek ik het Bildts een bitsy, maar ik waag me niet aan zinnen langer dan vijf woorden. Want Bilkerts zijn een trots volkje, weet ik inmiddels. En de taal is heilig, dus gebrabbel wordt niet op prijs gesteld. Of zoals een Bilkert zou zeggen: “Eerst lere, dan kinne en dan de priis winne”.
Leuker nog wordt het wanneer op een familiefeest ook mijn kant van de familie aanwezig is. Dan ontstaat er een waar taalfestijn. Ik ben namelijk opgevoed met het Wâldpike Fries. ‘Hy, sy en dy’ zijn me met de paplepel ingegoten. Aardappelen zijn ierpels en een sperzieboon is een tesjet. Van ‘sneon’ hebben we nog nooit gehoord, maar de saterje is ons heilig.
De kids groeiden op in Twijzelerheide en zijn daardoor gezegend met het Heidepike Fries. Ien, twa, trije is ien, twa, treeje. Een nieuwe trui is een neeje trui en zondag is sneen. Droge worst snijden is drûge wjast sneeje, spelen is bjatsje, een etersbord is een panne en ’s ochtends beginnen ze de dag met een stikje boole.
Bilkerts, Wâldpiken en Heidepiken: mix al die varianten met elkaar en je krijgt de meest mooie taalmengelmoes. Fryslân in optima forma. Wat dat betreft zou de zegwijze van Grutte Pier hoognodig aangepast moeten worden om recht te doen aan onze Friese talenrijkdom. “Butter, kees of tesjet; moaiere talen as dy yn Fryslân binne der net.”