‘Twaalf kilometer wandelen op een dag; is dat niet wat weinig voor een wandelvakantie?’ Ik hoor het mezelf nog hardop zeggen toen we begin dit jaar de huttentocht in Oostenrijk boekten. Eindelijk kwam die langgekoesterde wens uit: een wandelvakantie door de bergen. Van hut naar hut met zo’n stoere rugzak. Geen telefoon, geen werk, geen andere mensen. Alleen het vrolijke geklingel van grazende koeien in de uitgestrekte, groene alpenweides.
Half juni was het dan zover. Na flink wat oefenetappes door het vlakke Friese landschap reden we naar Oostenrijk. Het adembenemend mooie wandelgebied rondom de 2941 meter hoge Hochkönig in het Salzburger Land was een week lang ons domein. Bergtoppen die de hemel leken te raken, versierden ons uitzicht.
Op dag één stond er weinig op ons ‘to do’-lijstje. We hoefden alleen maar aan te komen in ons hotel en de wandelkaarten te bestuderen. Maar op dag twee van de wandelvakantie konden we meteen flink aan de bak. Vanaf het dorpscentrum van Mühlbach zouden we in zo'n vier uurtjes naar onze eerste hut wandelen, een luttele tien kilometer verderop en zo’n 800 meter hoger.
Met de wandelbus werden we vanuit het hotel naar onze startlocatie gebracht. Samen met twee oudere dames stapten we uit bij het Tourismusbüro in het dorp. Een vrolijk kwispelende jack russell vergezelde het bijzondere stel. Voordat de tocht kon beginnen, rookten beide dames eerst hun mentolsigaretje bij de bushalte. Het was vast en zeker niet hun eerste en bleek eveneens niet de laatste te zijn die dag.
Wij fitte wandelaars lieten de oudere dames achter bij de bushalte en begonnen vol vertrouwen aan onze tocht. Waar we tien kilometer in Friesland in nog geen twee uur flierefluitend voltooiden, was het dit keer 'a different cookie', zoals Louis van Gaal het zou verwoorden.
De eerste klim begon gelijk al in het dorp. Aan de strakblauwe lucht was geen wolkje te bekennen. Perfect weer voor een fotoshoot in een wandelbrochure, maar bloedje heet wanneer je bepakt en bezakt met een voorraad schoon ondergoed en drinkwater voor drie dagen naar boven moet klimmen.
Als ware landgeiten trotseerden we de smalste weggetjes langs diepe kloven en genoten van de meest prachtige vergezichten. Het zweet parelde in de volle zon langs ons voorhoofd en ook op onze ruggen vormde zich achter de zware rugzakken zo langzamerhand een plasdrasgebied. Een douche onder een schitterende waterval zorgde voor de nodige verkoeling.
De klim leek eindeloos. Achter elke behaalde top gloorde weer een nieuwe beklimming. Hoe hoger we klommen, hoe verder ons zelfvertrouwen daalde. We waren toch geen mietjes? Na een laatste steile klim zagen we zeven uur later dan eindelijk onze eerste bestemming. Een sfeervolle witte berghut, waar de pullen met goud glimmende bier door de waard aan de gasten op het terras werden geserveerd.
En wie zaten daar tot onze grote verbazing al aan zo’n grote unit te nippen? Inderdaad. De beide dames en hun vrolijke witte jack russell. Na ontelbare kilometers ploeteren naar het einde van de wereld bestond ons ontvangstcomité uit twee kettingrokende bejaarden en een hond. Ons laatste restje hoogmoed verdween op die prachtige berg in Oostenrijk als sneeuw voor de zon.