Het zit er op: de Olympische Spelen in Pyeongchang zijn klaar. We pakten maar liefst 20 medailles en niet zo verwonderlijk werden die allemaal behaald op het ijs. Dat komt uiteraard omdat wij Nederlanders allemaal op schaatsen naar ons werk gaan. Schaatsen zijn hier nog altijd de belangrijkste vervoersmiddelen, zoals een Amerikaanse NBC-presentatrice terecht concludeerde. Wij zijn hier gek op schaatsen. Nou ja, behalve ik dan.
Deze week is het voorjaarsvakantie en om me heen hoor ik alleen maar mensen die niet kunnen wachten om voor het eerst het ijs op te gaan. Heel eerlijk: ik moet er niet aan denken. De winter en ik, het is nooit echte liefde geweest. Ik heb niets met die kou. Dus schaatsen is voor mij meer een straf dan een plezier.
Ik weet nog goed dat we op de basisschool een eigen Elfstedentocht organiseerden op de ijsbaan. Langs de zijkant stonden ouders met stempels die ze op de kaartjes rondom onze nek drukten. Daar stonden de elf steden op, om het zo realistisch mogelijk te maken. Waar klasgenootjes rondje na rondje reden, stond ik bij bocht één al met m'n laarzen naast mijn Friese doorlopers. Dus opnieuw die veters strikken, maar het hielp niets. Ik ben niet verder gekomen dan Sneek.
In 2013 stond ik voor het laatst op schaatsen. Ook toen was het een paar dagen flink koud en konden we schaatsen bij Eernewoude. Samen met m'n schoonzusje maakte ik mijn eerste slagen. Voor de wind schoot ik als een hinde over het ijs. Het ging fantastisch. Onderweg dacht ik nog: ik ben hier eigenlijk best heel goed in. Tot we terug moesten. Tegen de wind in. Het laatste stukje heb ik klúnend afgelegd. Die dag heb ik met mezelf afgesproken: dit nooit weer.
Dus nu iedereen de schaatsen van zolder haalt en de ijzers laat slijpen, ben ik even geen Fries. Want een echte Fries houdt van schaatsen. Die kan niet wachten tot het eerste ijslaagje op het water ligt. Dat krakende zwarte ijs onder je ijzers wanneer je over de Rijpkerkerpolder vliegt. Het gevoel dat niemand je wat kan maken. Eén te zijn met de natuur. Op dat moment ben je Friezer dan Fries.
Tsja, ik zou willen dat ik dat ook had. Maar ik zit liever binnen bij de kachel met mijn sloffen aan dan buiten het ijs te trotseren in de gezonde winterlucht. Mijn wintertenen spelen al op wanneer ze Piet Paulusma horen roepen dat de gevoelstemperatuur in de nacht wel eens min twaalf kan zijn. Mijn neus begint al te druppen wanneer Gerrit Hiemstra op het journaal glunderend meldt dat het kwik overdag niet boven de min vijf uitkomt.
Ik schaam me om het toe te geven, maar wat mij betreft skippen we die hele winter voortaan. Van de herfst in één keer door naar de lente. En dan in één streep door naar de zomer. Tijd om te fierljeppen, zeilen en kaatsen, zodat ik iedereen kan laten zien dat ik wél een echte Fries ben. Jammer alleen dat ik met deze sporten al net zo handig ben als op het ijs.