In de genen

Snoepkes. Koekjes. IJsko’s. Op het prikbord in de keuken van mijn ouders hangt een boodschappenlijstje, geschreven door mijn nichtje van zeven. Met liefde helpt ze beppe voordat ze samen naar de winkel in het dorp gaan. In de linker bovenhoek staat echter een bijzondere boodschap. In kleine letters heeft ze ‘kut’ geschreven. Een onbedwingbare uitspatting, die nou eenmaal in de genen zit.

Kut. Het woord telt slechts drie letters en is daarmee één van de makkelijkste woorden om te schrijven als je zeven bent. Een magisch woord bovendien, want uitspreken mag je het absoluut niet van je ouders. En dan de ontdekking dat je het natuurlijk wel kunt schrijven. De spanning om van die drie simpele letters dat ene verboden woord te maken: ik herinner het me nog als de dag van gisteren.

De ramen in de klas zijn beslagen als we ’s ochtends om half negen als stoere groep 3’ers het lokaal binnen denderen. Het duurt even voordat de meester buiten z’n sigaretje op heeft, dus we hebben alle tijd om op de ramen te tekenen. De één schrijft z’n naam, de ander een hartje. En ik? Ik schrijf ‘kut’. Voordat ik het kan uitwissen, staat de meester achter me. Drie keer raden welk woord er in paniek door mijn hoofd flitst als hij me strak aankijkt.

Die ochtend moet ik als straf van de meester zoveel mogelijk vieze woorden opschrijven. Ik schijt zeven kleuren, dus besluit om in plaats daarvan de meeste nette woorden die ik ken op papier te zetten. Zo stoer als ik die ochtend om half negen nog was, zo’n bange schijter ben ik een kwartiertje later zwetend boven mijn brave woordenlijstje.

Toch weerhoudt deze strafexercitie me er niet van om thuis nog eens het verboden woord te schrijven. Dit keer met zwarte viltstift op de wit gesausde muur van de slaapkamer van mijn broer. De exacte aanleiding zal ongetwijfeld één van onze vele ruzies zijn geweest. Deze ode aan mijn broer blijft nog jarenlang staan. Ondanks de tweedubbele witte laag saus die mijn moeder er strijdlustig overheen strijkt, blijft mijn poëtische bijdrage er dwars doorheen schijnen. Er moet zelfs behang aan te pas komen om mijn boodschap uit te wissen.

Het enige excuus dat ik kan bedenken voor de obsessie met dat ene woordje is dat het overduidelijk in onze genen zit. Mijn neef kerfde vijftig jaar geleden al ‘kut’ in het zadel van de fiets van mijn pake. Beppe was buiten zinnen toen ze het ontdekte. De dader werd aan z’n oren mee naar binnen gesleept om excuses te maken waar de hele familie bijzat. Hakkelend gaf hij z’n misdaad toe. Terwijl bij beppe de stoom uit de oren kwam, haalde pake grijnzend z’n schouders op en sprak de legendarische woorden: “Ach, it sadel sit aanst fêst wol sa lekker.”

Nynke van der Zee

Nynke van der Zee

Tekstschrijfster

Op zoek naar een enthousiaste tekstschrijver in Friesland? Ontdek of wij bij elkaar passen.

Meer over mij

Laatste Blogs