Gisteren begon officieel de lente, wat mij betreft het mooiste seizoen van het jaar. Overal in onze tuin groeien sneeuwklokjes, we worden 's ochtends gewekt door het zingen van de vroege vogels en ook de eerste kikkers zijn weer boven water. Alleen moeten die zich nog wat opscherpen.
Op de voorjaarsdag in 2019 toen we voor de allereerste keer onze woning bekeken - ons huis stond toen nog te koop - moesten we oppassen om tijdens de bezichtiging geen kikker te pletten. De hele vijver zat vol met kikkers. Van die kleintjes met prachtige kraaloogjes tot van die dikke padden met vieze puisten op hun rug.
Niet alleen bij de vijver zag het groen van kikkers, ook in het bos en de tuin hipten ze er lustig op los. Ons erf was een waar kikkerparadijs. En dat bleef het, ook nadat wij ons als nieuwe bewoners installeerden. Kikkers verhuizen niet. Die zijn honkvast, merkten we al snel.
Afgelopen zomer wilden we onze kikkervijver omtoveren tot zwemparadijs. Daarvoor moest al het bruine water eruit. Dat bleek nog een hele klus, zeker ook omdat we al die kikkers moesten verschepen. Met schepnetten visten we ze op om ze vervolgens een stukje verderop in een grote sloot vrij te laten. Maar ze bleven telkens terugkomen. We konden nog geen netje legen of de eerste lichting zat al weer stijfkoppig in de vijver.
Nu ben ik niet zo'n held als het om dieren gaat. In ieder geval niet om dieren die kunnen zwemmen en vliegen. Ik ben doodsbang voor vogels en vissen. En kikkers behoren in mijn optiek tot die laatste categorie. Kleine exemplaren vergelijkbaar met de winegum snoepgoedvariant durf ik nog best te pakken, maar die grote padden leveren me nachtmerries op.
Eén keer heb ik zo'n dikke pad in handen gehad. Met m’n ogen dicht maakte ik een holletje van mijn handen en begon de tocht naar de sloot. De pad maakte al bij de tweede stap een sprongetje en raakte met z'n koude, gladde lichaam mijn handpalm aan. Gillend ben ik over het zandpad naar de sloot gerend. Wie me heeft zien rennen, zal me nooit meer serieus nemen.
Zo halverwege de herfst, wanneer het kouder wordt, verdwijnen al onze kikkers langzaam. Ze zoeken een plek in de modder voor de winter. Stiekem ben ik jaloers. Ook ik zou me in de herfst wel onder een warme dikke deken willen nestelen om vervolgens de hele winter over te slaan. Pas halverwege maart, wanneer de lentezon me wekt, kom ik weer tevoorschijn op de eerste mooie voorjaarsdag.
Vorige week zondag hadden we zo'n mooie voorjaarsdag. De zon scheen en de nichtjes kwamen op bezoek. Beide dames van 2,5 en 4 jaar wilden graag buiten op de trampoline springen. De laarzen moesten uit, net als de jas. Als kleine kikkers maakten ze de mooiste sprongen en koprollen op de trampoline.
Toen het tijd was om weer naar huis, deed de oudste haar laarzen aan. Ze wurmde haar voet erin en keek me toen met een vies gezicht aan. 'Tante Nyne, er zit iets raars in mijn laars'. Ze trok haar roze schoeisel uit en hield de laars op z'n kop. Er viel een propje uit. Ik dacht allereerst aan een blaadje van de boom. Totdat het blaadje begon te bewegen. Het bleek een kikker. Een verfomfaaide kikker, die nog een beetje groggy wegsprong. Toen wist ik zeker: de lente is begonnen!