Er zijn drie dingen in je leven die je niet zelf kunt uitkiezen. Allereerst je ouders. Die heb je al wanneer je wordt geboren. Ten tweede je schoonouders, ook die komen gewoon bij the package. En als derde je buren. Je kunt natuurlijk een gegoede buurt uitzoeken, maar wie er uiteindelijk naast je komt wonen, heb je niet voor het zeggen. Zeker niet op de camping.
Tien dagen lang woonden wij deze zomer op een camping in Limburg. We troffen het, want we zaten midden in die hittegolf. Toen we aankwamen, tikte het kwik de 39 graden aan. Dus wat doe je met dit weer? Van 's morgens vroeg tot 's avonds laat buiten zitten. Net als de buren. Daar heb je dan ook uitstekend zicht op. Sterker nog: na een dag gluren, weet je precies wie het zijn.
Naast ons bivakkeerde een jong gezin. Vader, moeder en een dochtertje. Daar weer naast stond een caravan met een heel knappe vent. De George Clooney van de camping. Recht voor onze tent hadden we een waterkraan, dus iedere keer wanneer George zijn waterfles kwam vullen voorafgaand aan z’n ochtendlijke mountainbiketochtje zaten wij te genieten op onze campingstoeltjes. Volgens mij had 'ie dat zelf ook door, want z'n fietsbroekjes werden almaar strakker.
Zoals dat gaat op een camping verandert de samenstelling van de buurt regelmatig wanneer buren vertrekken en nieuwe gasten zich melden. Halverwege de vakantie kregen we bijzondere nieuwe buren. Of beter gezegd: een bijzonder exemplaar vader. Hij had ook de opa kunnen zijn. Op z'n hoofd een vettig bosje haar en standaard een sigaretje draaiend. Of 'ie nou badmintonde, aardappelen schilde of de afwas deed, altijd bungelde er een peuk op z’n onderlip.
Op de dag dat deze familie aankwam, was het zo'n 38 graden, maar Peukje had dapper een lange rode broek aan met daarboven een zwart shirt met lange mouwen van Hertog Jan. Al snel ontdekten we dat de rode broek van het biermerk Jupiler was. De hele vakantie heeft Peukje in deze biercombinatie rondgelopen. Het zal daarbinnen wel flink geschuimd hebben.
Over bier gesproken. Een tent verderop lustten ze ook wel een pilsje. Daar bivakkeerde een luidruchtige familie uit Groningen. Of twee families eigenlijk. Van 's morgens vroeg tot 's avonds laat werd er buiten voor de tent gepilst onder het genot van een muziekje. Niet zachtjes. Nee, iedereen kon meegenieten. Favoriet waren de Hollandse hits, zoals de carnavalskrakers van de Snollebollekes. Prima, zou je denken. Tot er een lied kwam over de kneu.
De wat? De kneu. Een klein vogeltje waar De Zware Jongens een muzikale ode voor hebben geschreven. De tekst is eenvoudig. Simpelweg heel vaak kneu achter elkaar zeggen. Doe dat voor de grap eens hardop en je ontdekt wat voor literair hoogstandje er ontstaat. Dat ging dus met 140 decibel over de camping. Alle kleine oortjes waren plots gespitst uiteraard. Ook die twee paar oren van onze ukkies. Die wisten niet wat ze hoorden.
Hadden we net tien dagen geprobeerd om woorden als ‘what the fáááck’ en ‘shíííít’ uit te bannen, roept er 's morgens vroeg iemand 'neuken neuken neuken' over de camping. Bedankt buurman. Zeker toen hij 's avonds laat nog altijd muziek draaide, hadden we er genoeg van. Maar schijterd die ik ben durf ik er niet naar toe te lopen om er wat van te zeggen. Doodsbang dat ons afwasteiltje de volgende ochtend volgepist is. Of dat de haringen uit onze tent missen.
Om het leed te verzachten kwam George Clooney op de laatste dag van onze vakantie vlakbij ons wonen. Hij verruilde zijn caravan voor een tent recht tegenover die van ons. 'Hé mam, de mooie man komt bij ons wonen!' riep één van de ukkies enthousiast. George grijnsde tevreden toen hij z’n mountainbike bij z’n nieuwe onderkomen parkeerde. Wij liepen beide dieprood aan onder ons luifeltje. Dan nog liever de hele dag een liedje over de kneu.