Vier dagen lang in een klein tentje op een festivalterrein vol dronken mannen met ontbloot bovenlijf, de lucht van verschraald bier in je slaapzak en knetterharde muziek van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat. Het zijn de ingrediënten voor een geslaagd Veenhoop Festival. Toen ik zondagmiddag over het kampeerveld langs de lege bierkratten liep, dacht ik terug aan de jaren dat dit mijn ideale vakantie was. Na vier dagen gesloopt thuiskomen, zonder stem maar met prachtige verhalen. Ik moet er nu niet meer aan denken.
Het Veenhoop Festival is een fenomeen in het deel van Friesland waar ik ben opgegroeid. Zoals de Zwarte Cross dat is voor de Achterhoekers en Pinkpop voor de Limburgers. Ik weet nog goed dat ik als klein meisje vol verbazing naar de verhalen van mijn grote neef luisterde, die vertelde over de feesttent waar hij met oude t-shirts touwtjesprong en tot middernacht biergevechten hield. “Gooien ze dan met écht bier?”, vroeg ik ongelovig. Ja, knikte mijn neef trots. Echt bier.
En toen stond ik daar als zestienjarig trutje zelf. Met dat smerige goudgele biertje in mijn hand, dat ik zo stiekem mogelijk probeerde te lozen op de houten tentvloer zonder dat iemand het zag. Vol afschuw worstelde ik me door een nieuw glas, dat in sneltreinvaart werd aangevoerd. Dat iemand dat bittere spul kon drinken. Een jaar van oefenen later trapte ik mijn eerste tentharingen in de drassige veengrond om het hele weekend op het festivalterrein te overnachten.
Op datzelfde terrein stond ik nu met een glaasje sinas, want ik was de bob. Twaalf jaar na dat eerste festival zag ik nu meisjes van zestien over het terrein huppelen. Jongens van zestien die er met hun ontblote witte kippenborstjes stoer achteraan paradeerden. Achttien of geen achttien, allemaal droegen ze hun doodgeslagen biertje trots bij zich. De nieuwe generatie, die stond te popelen ons verouderde exemplaren op te volgen.
“Denk je dat je hier ooit te oud voor kunt worden?” vroeg een vriendin alsof ze mijn gedachten kon lezen. Ik keek om me heen naar al die mensen. Een oma gekleed in een panterprint legging met leren topje. Een vijftiger getooid met een rood-witte leeggelopen strandbal als hoofddeksel. Even verderop een grijze heer met een veelzeggende spreuk op zijn t-shirt: ‘Jo moatte pake fan de lea bliuwe’ - je moet niet aan opa komen. “Neuh”, schudde ik als antwoord op de vraag. “Voor de Veenhoop ben je nooit te oud."