Zet de naam van Doutzen Kroes in een nieuwsbericht en je weet zeker dat er op geklikt wordt. Zo ging dat ook met een bericht vorige week over het briefje dat Doutzen aan haar kinderen schreef. Ook ik klikte er direct op. En ik had nooit gedacht dat ik dit zou zeggen, maar ik smolt. Wat een lief verhaal en nog veel mooier: in het Fries.
Ik denk dat iedere moeder wel eens een briefje voor haar kinderen schrijft. Althans, vroeger wel. Tegenwoordig krijgen kinderen een appje met de tekst: 'Ik ben zo thuis'. Maar mijn moeder zette dat toen wij klein waren nog op een papiertje. Wanneer ik thuis kwam, lag er een briefje op de keukentafel dat begon met 'Lieve Nynke'. Fantastisch vond ik dat.
Net als Doutzen schreef mijn moeder altijd in het Fries. En net als bij Doutzen zal het vast niet altijd foutloos Fries zijn geweest, maar ze deed haar best. In plaats van 'Ik vlieg nu naar Los Angeles en dan met de auto naar Palm Springs', zoals Doutzen schrijf aan haar dis, stond er bij mijn moeder vroeger 'Ik ben even op de fiets naar de bakker. Tot straks!' Echter, de bedoeling is gelijk: contact met je kinderen in je moedertaal.
Vorige week zat ik bij een gesprek van DINGtiid. Dat is het officiële orgaan voor de Friese taal, dat zowel de minister van Binnenlandse Zaken als de gedeputeerde van Fryslân adviseert over alles wat met het Fries te maken heeft. Ik was als notulist gevraagd om een verslag te schrijven over het thema Fries in het onderwijs.
In het voorstelrondje werd me gevraagd hoe ik zelf de Friese taal geleerd had. "Door de briefjes van mijn moeder", zei ik. En daar was niets van gelogen. Ik ben er zeker van dat wanneer ouders het Fries net zo slim gebruiken als Doutzen en mijn moeder, dat kinderen dan automatisch al heel veel van de Friese taal oppikken. Spelenderwijs gaat dat het allerbeste.
Dat was ook de conclusie na afloop van de discussie van DINGtiid. Met een hele groep van onderwijsorganisaties, wetenschappers, schoolmeesters en juffen zaten we rond de tafel. In het midden lag het dikke rapport Taalplan Frysk, met de mooie titel 'It is mei sizzen net te dwaan'. In dit rapport staat van alle Friese scholen op welk niveau ze zitten wat betreft het gebruik van het Fries. En de vraag was: hoe nu verder?
Al snel ging de discussie over GRIP4, een meetmethode in het onderwijs. Over de CITO en andere toetsen. En over verplichtingen volgens de Wet gebruik Friese taal. En toen kwam meester Michiel aan het woord en sprak de volgende woorden.
"Volgens mij kan het heel simpel zijn. Wij gebruiken bij ons op school het Fries, het Fins, het Engels en het Nederlands. En de kinderen vinden het prachtig. Maar belangrijker nog: docenten moeten het mooi vinden. Wanneer je het oplegt, vraag ik me af of het werkt. Het werkt in ieder geval nooit zo goed als wanneer mensen het zelf willen. Dan pas gaat het Fries echt leven."
In ben er van overtuigd dat hij gelijk heeft. Om het Fries in het onderwijs een plek te geven, moet het leven bij de docenten. Die moeten net als Doutzen en mijn moeder denken: nu schrijf ik eens een Friese tekst op het bord. Dat hoeft niet foutloos, als het maar Fries is. Als er maar over gesproken wordt en misschien wel om gelachen. Fries moet leven in de klas en thuis aan de keukentafel. Anders wordt het een dode taal, die alleen nog bestaat in wetboeken. Dat kan ik je nu al wel op een briefje geven.