"Sille we jûn nei it kasino?" Resoluut schud ik m’n hoofd als antwoord op de vraag. Ik heb in mijn leven nog nooit een cent in een gokautomaat gegooid. Laat staan tientallen euro’s ingezet bij een spel dat ik niet begrijp. Ik laat in het leven het liefst zo weinig mogelijk aan het toeval over. "Ah skattie, toe..." Een smekende blik doet me ronddraaien als een rode kers in een fruitautomaat. "Oké dan", hoor ik mezelf zeggen.
Twee uur later sta ik in een zaal vol speelautomaten. Duizenden lichtexplosies en irritante muziekjes nodigen me uit om plaats te nemen. Iedere automaat belooft me rijker te maken dan ik ooit voor mogelijk kan houden. Het duizelt in mijn hoofd terwijl ik naar de honderden mensen kijk die doelloos aan hendels trekken of op knopjes drukken. Ik voel me een panda op de prairie: compleet de weg kwijt.
“Kom, wy helje earst wat drinken.” Veilig vanachter ons tafeltje in het midden van het casino verwerk ik stapje voor stapje alle chaos in het casino. Het blijkt logischer in elkaar te steken dan ik denk. De Black Jack-tafels. De poker-tafels. De roulettetafels. Vandaag ga ik ze allemaal leren kennen met ons 20 euro kostende kennismakingspakket. Dat telt in totaal drie muntjes van 5 euro en een ticket van nog eens vijf euro voor de speelautomaten. En mijn persoonlijke favoriet: twee bonnen voor drinken en eentje voor bitterballen.
We besluiten ons geluk als eerste te wagen bij de roulettetafel. Als een verlegen kleuter op een eerste schooldag schuifel ik dichterbij. Mijn eerste vijf euro fiche leg ik strategisch op het vak voor de onderste helft van het speelveld. Ratelend komt de zwarte kogel tot stilstand. Nog voor ik doorheb wat de uitslag is, wordt mijn muntje van het speelveld gegrist door de croupier. En ook de tweede gok loopt klaarblijkelijk op niets uit. Op naar de volgende halte: Black Jack.
Ik doneer mijn derde en daarmee laatste fiche met liefde aan mijn chaperonne. Verzekerd neemt ze plaats aan de tafel. Het doel is simpel: winnen van de bank door zo dicht mogelijk bij 21 punten te komen. Met ingehouden adem kijk ik naar de eerste twee speelkaarten die voor onze neus liggen. "Do giest lekker", fluister ik enthousiast wanneer we tot mijn verrassing van de bank winnen.
Ook het tweede spel is het kassa. Ik begin inmiddels wat meer te aarden en geniet van de spanning aan tafel. Ons groene fiche met de grote 5 ligt als enige tussen tientallen andere kleurrijke fiches. Ik spring een gat in de lucht bij iedere vijf euro die we winnen. Tot schaamte van mijn wederhelft die al maar roder wordt.
Wat blijkt: waar wij spelen met onze fiches van 5 euro speelt onze buurman met fiches van ieder twintig euro per stuk. En even verderop zit een buurman die hij schijnbaar achteloos fiches van vijftig of honderd euro inzet. Met andere woorden: mijn gejuich bij iedere vijf euro die mijn wederhelft koelbloedig wint, is voor iedereen aan tafel het bewijs dat wij panda’s op de prairie zijn.
Met dertig euro winst op zak aan het einde van de avond, voel ik me de koning te rijk. Het ticket voor de speelautomaat steek ik in de gleuf van een glazen kubus met daarin donaties voor de Wensambulance. Weet ik in ieder geval zeker dat mijn geld goed besteed is.