Afgelopen week liep ik als een mega-beppe schuifelend voetje voor voetje door de gangen. Trappen lopen ging gepaard met beschamend gekreun, en van de wc kwam ik alleen nog door aan de deurkruk te blijven hangen. De reden? Reteveel spierpijn. Letterlijk reteveel, want zelfs in mijn kleine bescheiden derrière was het code oranje.
Sinds afgelopen woensdag ben ik de trotse eigenaar van een fitness sleutel. Een fluoriserend gele keycord met daaraan een hightech frommeltje dat me toegang geeft tot mijn fitness walhalla. Fitness is echter nog wat een te groot woord voor wat ik daar momenteel uitvoer. Ik wiebel wat met m’n heupen, draai een beetje met m’n knieën en druk me met grote moeite vijf keer op. En toch leverde dat kleine beetje rollebollen me een ware lijdensweg op.
Eerlijkheid gebied me te zeggen dat ik de afgelopen jaren niet echt tot de categorie sporters behoorde. Vroeger was ik een heus korfbalmeisje, dat zonder moeite een uur lang onafgebroken over het veld rende. Op de basisschool was ik gek op de Shuttle Run test. U weet wel, met die fijne piepjes en dan die geilige vrouwenstem die hees vermeldde ‘Trap twee’.
Vlug was ik wel, maar echt handig niet. Ik herinner me nog een oefening in de ringen, waarbij we de opdracht kregen om exact op het dode punt los te laten. Proefondervindelijk ontdekte ik als tienjarig meisje de verpletterende werking van zwaartekracht. Het experiment om los te laten midden in de zwaai leverde me een gebroken pols op en drie dagen zitten op een zwemband.
Waar ieder Hollands meisje het liefst haar vrije tijd vult met radslagen en spagaten, was turnen mijn grootste nachtmerrie. Aangezien de handstand echter een verplicht onderdeel was van de gymles, werd er noodgedwongen thuis geoefend. Angstig zwieperde ik mijn lange puberbenen omhoog, die zus vervolgens zou vastpakken. Zou, inderdaad. Want hoewel het plan deugdelijk leek, liet de uitvoering te wensen over. Zo veranderde de Hollandse handstand in een Japanse kamikazeworp met landing op de dubbele nek. Douze points.
Op de middelbare school volgde al snel de meest vreselijke turnvariant: de tipsalto over de hoge kast. Met klamme zweethandjes denderde ik op dat houten gevaarte af. Tijdens die suïcide-aanloop hoorde ik mijn natuurlijke navigatiesysteem roepen: ‘Probeer om te draaien, probeer om te draaien’. Dat was achteraf wellicht beter geweest, want ik schampte met mijn tenen de bovenkant van de kast en eindigde als een jong vogeltje dat vol tegen een terrasraam vliegt.
Sinds die zelfmoordpoging heb ik met mezelf afgesproken om beide voetjes voortaan veilig aan de grond te houden. Fitness is dan ook een uitstekende vervanging, zij het dat mijn spieren het daar nog niet mee eens zijn. Vanmiddag volgt poging drie. De rollator staat alvast bij de deur voor morgenochtend.