Kerstavond is het weer zover: de kerstspecial van All You Need Is Love. Vaste prik zetelen wij ons net iets voor acht uur voor de tv. Gezellig samen op de bank met de houtkachel aan en een borreltje en lekkere hapjes op tafel. Romantiek ten top, zou je denken. Klopt. Totdat ik mijn mond opendoe.
Van de sierlijk dansende stewardessen tot de stijlvol uitgedoste touringcar: All You Need Is Love is kerst op z’n best. En tóch heb ik altijd wel iets aan te merken. Ik erger me bijvoorbeeld mateloos aan die talloze onderbrekingen. Ik stoor me enorm aan de sluikreclame van producten die zogenaamd onopvallend in beeld zijn. En ik irriteer me bont en blauw aan het ingestudeerde toneelstukje van presentator Robert ten Brink. En dat doe ik niet in stilte. Nee, dat meld ik állemaal.
Vanaf het moment dat de allereerste tonen van het wereldberoemde liedje van The Beatles te horen zijn, tot aan de afsluitende toast van presentator Robert ten Brink die iedereen een ‘Merry Christmas!’ wenst: ik leuter er non-stop doorheen. Tot grote ergernis van mijn wederhelft. Maar ik kan het nou eenmaal niet laten. Het is een onbedwingbaar trekje, waar ik geen weerstand aan kan bieden.
Al zo lang ik weet, praat ik door tv-programma’s, series en films heen. Ik herinner me nog goed een verjaardagsfeestje van een klasgenootje op de basisschool. Na het koekhappen en snoepduiken in een emmer gingen we film kijken. Ik weet nog precies welke: Belle en het Beest. Waar alle meisjes rustig op de bank zaten en chips uit hun koffiefilterzakje aten, gebruikte ik mijn mond vooral om de hele tijd door de film heen te kletsen.
Ik deed stemmetjes na, gaf commentaar op scènes en maakte grapjes waar niemand op zat te wachten. Omdat er slechts sporadisch werd gelachen om mijn one man show haalde ik alles uit de kast. Ik raaskalde aan één stuk door. Na de zoveelste ‘Ssssssst!’ ging de jarige jet in tranen naar haar moeder. ‘Mem, der is neat oan’, klaagde ze, ‘want Nynke praat der de hiele tiid trochhinne!’ Ik kreeg een officiële berisping. Mond dicht of eerder naar huis.
Dertig jaar later heb ik helaas weinig vooruitgang geboekt. Ik probeer mijn snedige opmerkingen wel voor me te houden, maar al die geniale vondsten hopen zich op totdat ik ze simpelweg wel móet delen. Dit probleem doet zich overigens ook voor tijdens serieuze aangelegenheden. Hoe serieuzer de sfeer, hoe groter mijn drang om een geniale grap te delen.
Vorig jaar december waren we uitgenodigd voor een promotieplechtigheid van een goede vriendin in Amsterdam. Voor een stuk of tien welgeleerde professoren mocht zij haar proefschrift verdedigen. Bij iedere nieuwe toga die plaatsnam, begon het in mijn binnenste meer en meer te borrelen. Geinige mopjes, vermakelijke kwinkslagen en mieterse grollen: ze schoten als zilveren kogels in een op tilt geslagen flipperkast door mijn hoofd. Klaar om gedeeld te worden met de buitenwereld.
Het overgrote merendeel heb ik binnen weten te houden, maar een aantal lolletjes wist spijtig genoeg toch te ontsnappen. De reactie van mijn wederhelft liet niets te raden over. Als blikken konden doden, was ik vorig jaar december al grijnzend in mijn eigen grappen gestikt. ‘Zo erg was het toch niet’, probeerde ik het na afloop van de ceremonie nog goed te maken. Maar sinds vorige week weet ik hoe ongelooflijk irritant ik eigenlijk ben.
In m’n uppie zat ik donderdagavond ‘Ik vertrek’ te kijken. In iedere aflevering vertelt de mannelijke voice-over waar het betreffende stel naartoe verhuisd en voor hoeveel geld ze een vervallen villa, ruïneachtig kasteeltje of bouwvallig boerderijtje hebben gekocht. Dat laatste heeft mijn bijzondere interesse. Maar nét op het moment dat de prijs werd genoemd, hoorde ik mezelf een onnozele grap maken. Verwoede pogingen om terug te spoelen en de prijs te horen, alles mislukte. Karma denk ik.
Dus dit jaar houd ik mijn muil. Althans, ik doe een poging. Fijne kerstdagen!