De backflip, de kaboom of de barani. Wie thuis een trampoline in de tuin heeft, zal al deze namen vast kennen. Bij ons thuis springen de kids uren op de trampo om de meest ingewikkelde trucjes te leren. Leuk om naar te kijken. Vreselijk om zelf te doen.
In de zomervakantie hadden we bijna iedere dag wel een logé die maar wat graag op onze trampoline wilde springen. "Kan Nynke dit ook?" Op iedere vraag schudde ik steevast m'n hoofd. Zelfs toen ze een koprol voordeden en vroegen of ik dat wellicht zou durven, was het antwoord nee. "Echt niet?!" riepen ze ongelovig in koor. Nee.
Als kind hadden we thuis een schommel in de tuin. Een schommel en een rekstok. Met een beetje mazzel had je de beschikking over een wipwap. Maar bij geen van je vriendjes stond er een trampoline te shinen in de tuin. Tegenwoordig heeft iedereen een inground trampo in de tuin. Om nog een beetje indruk te maken, heb je op z'n minst een air track nodig, waar je tien radslagen achter elkaar op kunt maken.
Toch heb ik als kind geen seconde een trampoline gemist. Over de kop gaan is aan mij niet besteed. Hardlopen, verspringen, voetballen of conditietraining: ik vond alle sporten leuk. Behalve turnen. Laat staan radslagen, handstanden of arabieren. Op het moment dat ik op de kop sta, schakelen mijn hersenen uit. Het voelt zo tegennatuurlijk dat mijn brein automatisch in de slaapmodus gaat. Op zwart dus.
Op de middelbare school hadden we gymlessen waarin we met een trampoline over een kast moesten springen. Zo lang ik daarbij rechtop kon blijven, was dat geen probleem. Maar toen kwam onze gymlerares met het briljante plan om een tipsalto over de kast te maken. Dat moest eerst geoefend worden op een dikke blauwe mat. Vreselijk.
Na een halfuur oefenen, werden de namen opgelezen van de leerlingen die waren uitgekozen om de tipsalto over de kast uit te voeren. Ik smeekte in stilte dat mijn naam er niet tussen zou zitten. Maar helaas behoorde ik tot één van de slachtoffers. Of slachtoffers, de andere leerlingen vonden het wonderlijk genoeg fantastisch om een tipsalto over de kast te maken.
Ik zocht mijn plek achteraan in de rij, zodat het zo lang mogelijk zou duren voordat ik aan de beurt was. Met stront in m'n broekje rende ik op de kast af. En net als een springpaard dat in de barrage een te hoge hindernis tegenkomt, weigerde mijn lichaam. Error. System shut down.
De boze gymjuf trok me aan mijn arm mee terug de rij in. "Nog een keer", snauwde ze me toe. Nog een keer, dacht ik in paniek. Hoe dan? Uiteindelijk is het gelukt. Vraag me niet hoe, maar ik heb een tipsalto over de kast gemaakt. Het enige dat ik me ervan kan herinneren, is dat ik met mijn ogen stijf dichtgedrukt op de mat landde achter de kast.
"Nog een keer", was de liefdeloze beloning van de gymjuf. Maar die tweede keer is er nooit gekomen. Ik ben op de bank aan de zijlijn gaan zitten en heb geprobeerd mijn bloeddruk van 257 terug naar normaal te puffen. En ik heb mezelf daar op de bank één ding beloofd: dit doe ik nooit meer.
Die belofte kwam weer boven toen de kinderen riepen dat ik een koprol moest maken op de trampoline. Kijkend naar alle trucjes die ze deden op de trampoline besefte ik dat zo'n posttraumatische trampoline stoornis de kids van tegenwoordig in ieder geval bespaard blijft. Die lachen wanneer de juf met het plan komt voor een tipsalto over de kast. Ik hoor ze gewoon al vragen: "Mag het ook een barani zijn, juf? Of de backflip?"